-
1 dagen
1 [dag worden] dawn♦voorbeelden:het daagt in het oosten • the sun comes up in the east♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 iemand voor het gerecht dagen • summon(s)/subpoena someone -
2 donderen
-
3 gutsen
-
4 lekken
♦voorbeelden:een lekkende kraan • a leaking/dripping tapII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 [van vlammen] lick♦voorbeelden:de vlammen lekten langs de muren/aan het dak • the flames were licking the walls/the roof -
5 lopen
1 [zich te voet voortbewegen] walk, go2 [rennen] run3 [met betrekking tot zaken] [voortbewogen worden] run4 [stromen] run5 [in werking zijn] run6 [voortduren] run7 [zich uitstrekken] run8 [zich ontwikkelen] run ⇒ go9 [+ onbepaalde wijs] [bezig zijn met] be 〈+ …ing〉♦voorbeelden:iemand in de weg lopen • get in someone's wayop handen en voeten lopen • walk on one's hands and feet/on all fourslopen! • scram!, hop it!3 die auto loopt lekker • that car runs/goes weller liep een rilling over haar rug • a shiver ran down her backzijn ogen begonnen weer te lopen • his eyes began to run/stream againde tranen liepen over zijn wangen • (the) tears ran down his cheeks〈 figuurlijk〉 warm lopen voor • get/be enthusiastic abouteen motor die loopt op benzine • an engine that runs on petrol6 de contracten lopen nog • the contracts are still in force/validdat onderzoek loopt over heel wat jaren • the investigation extends over a good many yearshet is anders gelopen • it worked out/turned out otherwisealles loopt gesmeerd • everything's running smoothlyhet moet al heel raar lopen als … • things will have to go very badly wrong for … to …de zaak loopt op zijn einde • the business is running downde contacten lopen over bedrijf X • the contacts go through company XII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 [naderen] go/get on (for/towards)♦voorbeelden: -
6 plenzen
1 [gutsen] pour♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [uitstorten] splash♦voorbeelden:1 [hard regenen] pour♦voorbeelden: -
7 ritselen
1 [geluid doen horen] rustle♦voorbeelden:ritselen met een papiertje • rustle a paperII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 [wemelen (van)] crawl/swarm (with) -
8 spannen
1 [strak trekken] stretch, tighten2 [uitrekken] stretch3 [de volle kracht in werking stellen] strain4 [door strak (uit)zetten vormen] stretch5 [vastmaken] harness♦voorbeelden:1 een draad spannen • stretch/tighten a stringzijn spieren spannen • tense/flex one's muscleseen paard voor een wagen spannen • harness/hitch a horse to a cart1 [spannend zijn] be tense♦voorbeelden:1 het zal erom spannen of het lukt • that will be no easy task/matterhet zal erom spannen wie er wint • it will be a close match/racehet zal erom spannen • it is going to be close -
9 sterven
♦voorbeelden:sterven aan een ziekte • die of an illnesssterven aan zijn verwondingen • die from one's injuriesop sterven liggen • be on one's deathbedop sterven na dood zijn • be as good as deadvoor zijn tijd sterven • die before one's time〈 figuurlijk〉 sterf! • drop dead!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [op de genoemde wijze overlijden] die1 [vol zijn met] be swarming with♦voorbeelden:1 het sterft hier van de vliegen/toeristen • this place is swarming with flies/tourists -
10 stikken
3 [in overvloed hebben] be bursting (with) 〈 jaloezie, trots〉 ⇒ be up to one's ears (in) 〈werk e.d.〉4 [figuurlijk] [doodvallen] drop dead♦voorbeelden:stikken van de warmte • (be) swelter(ing)stikken van het lachen • be in stitchesstikken van woede • choke with angerik stik! • I'm choking!stikken van het geld • be loaded4 iemand laten stikken • let someone down; 〈 met betrekking tot echtgenoot ook〉 walk out on someone; 〈 niet trouwen〉 jilt someone; 〈 niet verschijnen〉 stand someone upje kunt voor mijn part stikken! • as far as I'm concerned, you can drop dead!1 [naaien zonder tussenruimte] stitch♦voorbeelden:1 met de machine/met de hand stikken • stitch by machine/hand♦voorbeelden:deze vertaling stikt van de fouten • this translation is riddled with errors -
11 stuiven
1 [waaien] blow ⇒ fly about/up2 [met grote snelheid voortbewegen] dash, rush, whiz♦voorbeelden:2 uit elkaar stuiven • scatter, disperseII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [stof opjagen] make dust♦voorbeelden:1 stuif niet zo! • don't make/stop kicking up so much dust!♦voorbeelden: -
12 aankomen
2 [het doel treffen] hit hard3 [komen aanzetten] come (with)5 [bij toeval aanraken] touch, hit ⇒ come up (against)6 [in gewicht toenemen] put on weight7 [neerkomen] come down (to), depend (on)♦voorbeelden:daar komt iemand aan • someone is coming3 en daar kom je nu pas mee aan? • and now you tell me!je hoeft met dat plan bij hem niet aan te komen • it's no use going to him with that plan5 niet/nergens aankomen! • don't touch!, hands off!alles komt op hem aan • it all depends on himiets op het laatste ogenblik laten aankomen • leave something to the last momentII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [gelden, betreffen] come (down) (to)♦voorbeelden:waar het op aankomt • what really mattersals het erop aan komt • when it comes to the crunch -
13 bliksemen
-
14 druppelen
druppelen, druppen♦voorbeelden:uit de insnijdingen druppelt vocht • the incisions are oozing moistureII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [zachtjes regenen] drizzle -
15 gaan
1 [zich verplaatsen] go ⇒ move3 [zich begeven] go4 [+ onbepaalde wijs] [beginnen te] go, be going to5 [in beweging zijn, functioneren] go ⇒ run6 [losraken] come7 [plaatshebben] go ⇒ be, run9 [begrepen zijn in] go ⇒ fit11 [+ over] [tot onderwerp hebben] be (about)♦voorbeelden:een uur gaans • an hour's walk〈 figuurlijk〉 hoe gaat dat liedje ook weer? • how does that song go (again)?hé, waar ga jij naar toe? • where are you going?; 〈 achterdochtig〉 where do you think you're going?het gaat niet zo best/slecht met de patiënt • the patient isn't doing so well/so badlyhoe laat gaat de trein? • what time does the train go?ze zien hem liever gaan dan komen • they're glad to see the back of himik moet (nu) gaan • I must go/be going/off (now)ik ga ervandoor • I'm going/offdie twee gaan uit elkaar • those two are breaking upvan tafel gaan • leave the tableik ga! • I'm going!; 〈 informeel〉 I'm off!ga nu maar • off you go nowaan de kant gaan • move aside〈 figuurlijk〉 er gaat niets boven … • nothing beats …zijn gezin gaat bij hem boven alles • his family comes first (with him)zaken gaan voor het meisje • business before pleasure4 hij wil medicijnen gaan doen • he wants to do/study medicinegaan kijken • go and (have a) lookgaan liggen/staan/zitten • lie down, stand up, sit downgaan slapen • go (off) to bedga er maar eens aan staan • it's no picnic, it's not the easiest thing in the worldze gaan trouwen • they're getting marriediets gaan waarderen • come to appreciate somethinggaan wandelen/zwemmen • go for a walk/swim, go walking/swimmingaan het werk gaan • set to work〈 ironisch〉 ik ga (me) daar een beetje in de rij staan • I am (definitely) not going to join that queueals alles goed gaat • if all goes welldat kon toch nooit goed gaan • that was bound to go wronghoe is het gegaan? • how was it? how did it/things go?nou, dat ging zo • well, it was like thisalles gaat naar wens • everything's as it should beals het even gaat • if at all possibledat gaat zomaar niet • you can't just do thatik heb het al zo vaak geprobeerd, maar het gaat niet • I've tried it so often, but it won't workzo gaat het niet langer • things can't go on like thiser gaan 5 volwassenen in • it'll take 5 adultser gaat een liter in die fles • that bottle will take a litreer gaan zes glazen uit een fles • you can get six glasses out of a bottlezij gaat over de typekamer • she's in charge of the typing-pool11 waar gaat die film over? • what's that film about?zijn verhaal gaat er wel in bij de stakers • his speech went down (well) with the strikersdit type gaat eruit • this model's on the way outopzij gaan • give way to, make way for, go to one sidevoor niemand opzij gaan • make way for no man, yield/give way to no one〈 zoek raken〉 verloren gaan • get/be lostvreemd gaan • be unfaithfulvrijuit gaan • get offdaar gaan we weer • (t)here we go againin het zwart gekleed gaan • be dressed in blackhet gaat allemaal langs haar heen • it all goes (right) over her headmet iemand gaan • go out with someonewe hebben nog twee uur te gaan • we've got two hours to gozich te buiten gaan aan • overindulge inom kort te gaan • to cut a long story shortII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [gesteld zijn] be ⇒ go2 [geschieden] be ⇒ go, happen3 [+ om] [te doen zijn] be (about)♦voorbeelden:hoe gaat het (met u)? • how are you?, how are things with you?hoe gaat het op het werk? • how's (your) work (going)?, how are things (going) at work?het gaat hem niet slecht • he's not doing badlyje weet hoe dat gaat • you know how it is/things are/it goeszo gaat het nu altijd • it's always like thatzo gaat dat in het leven • that's lifedaar gaat het juist om • that's the whole pointhet gaat hem er alleen om dat … • all (that) he's concerned about is that …het gaat erom of … • the point is whether …het gaat om het principe • it's the principle that mattershet gaat om je baan • your job is at stakehet gaat hier om een nieuw type • we're talking about a new type -
16 gieten
1 [vocht laten stromen, schenken] pour2 [in een vorm laten stromen] cast 〈 voornamelijk metalen〉; found 〈 klokken, glas〉; mould 〈 voornamelijk plastic, kaarsen enz.〉 ⇒ 〈 in metalen gietvorm〉 die-cast3 [besproeien] water♦voorbeelden:2 〈 figuurlijk〉 zijn gedachten in een bepaalde vorm gieten • couch one's thoughts in a particular formeen gegoten kachel • a cast-iron stovedie kleren zitten als gegoten • his clothes fit (him) like a gloveII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [stortregenen] pour (down)♦voorbeelden:1 het giet, het regent dat het giet • it's pouring (down), it's raining cats and dogs -
17 hozen
1 [(water) uit een vaartuig scheppen] bail (out)II 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [stortregenen] pour down♦voorbeelden: -
18 insneeuwen
-
19 inwaaien
1 [stukwaaien] be blown in♦voorbeelden:II 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [met betrekking tot de wind] blow in♦voorbeelden: -
20 kwakkelen
1 [telkens ziek zijn] be sicklyII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉
- 1
- 2